vrijdag 4 november 2011

De witte kappel door Jean Nossin

Op 13 mei 1989 verscheen in de krant "Het Belang van Limburg" onder Veulen-Heers een artikeltje "Kapel van de Heilige van de Kouden Steen heropgeknapt". Op de bijgeplaatste foto ver­scheen in al haar glorie de "Witte" kapel van Veulen. Immers voor Veulen is dat sinds eeuwen de "Witte" kapel. Hoe die naam "de Heilige van den kouden Steen" erbij is gekomen kan niemand verklaren. Ergens in de geschiedenis van de "Witte" kapel heeft iemand waarschijnlijk in bijzondere nood er met succes gebeden. Zoals dat toen meermaals ging zal hij zijn succes wel verder verteld hebben en zo is langzaamaan de devotie voor de "Heilige van den Kouden Steen" gegroeid waar dan werd gebeden tegen het bedwateren van groter wordende kinderen. Deze benaming echter is onder het volk van Veulen niet bekend want steeds zal men er U wijzen naar en spreken van de "Witte" kapel. Waarom de "Witte" kapel ? Nogal eenvoudig antwoord want de kapel is witgeschilderd en dit sinds mensenheugenis ook geweest. Daarenboven werd 150 jaar later op de andere hoek van de oude kapelstraat (nu Beukenlaan) door het kasteel een grafkapel gebouwd. Bijgevolg hadden we dus in de volksmond op de ene hoek van de straat de "Witte kapel" en op de andere hoek de "Zwarte kapel" alhoewel deze laatste kapel in bruine veldbrikken alleen maar een zwart leien dak heeft.

Schilderachtig staat onze witte kapel daar wel op zijn hoekheu­veltje omringd door twee machtige beukenbomen. Voor het kapelletje onder de machtige kruinen van de suizende beuken krijgt iedere bezoeker een gevoel van rust en vrede. Geen vijftig jaar terug zou er geen Veulenaar zijn voorbijgegaan aan dit kapelletje zonder minstens eerbiedig zijn klak af te nemen terwijl de vrouwen een kruisteken sloegen. De jeugd kwam in haar brave tijd in de maand maart wat wilde viooltjes plukken die vroeger overvloedig op de kapelberm groeiden. In de herfst werden de beukennootjes geoogst die op de speel­plaats en in de schoolbanken - als de zuster het niet zag - werden opgepeuzeld. Romantisch als het kapelletje er nog steeds ligt zou het veel eeuwige verhaaltjes kunnen vertellen over de kusjes die er bij valavond al eens gestolen of gegeven werden door onze voorouders in hun jeugd en op hun beurt door hun generaties opgroeiende nazaten. In de nog latere jaren van 1970-1980 werden de kinderen al wat stouter, peuterden het deurslot open en ... ook daarover zou het kapelletje meer stoute verhalen kunnen vertellen. Wat voorvallen moest gebeur­de. Met die open deur en de roofzucht van antiekzoekers verdwenen rond 1978 ook de oude heiligenbeelden en niemand kan zich ook nog maar herinneren hoe ze er echt uitzagen. Nooit werden ze teruggevonden.

Van toen af begon het kapelletje aan zijn verval. De devotie was verdwenen, geen mannenklak werd nog afgenomen. Geen wilde viooltjes groeiden er nog en de te grabbel liggende beuken-nootjes werden door de karrenwielen tot moes geplet. Tjilpende mussen bouwden hun hooinesten tussen de pannen en in de nissen waar vroeger de heiligenbeeldjes stonden. Het pannen­dakje begon zwaar door te buigen alsof het kapel­letje zich in onze plaats schaamde voor de zo plotse onver­schillig­heid.

Toch was niet iedere Veulenaar zo onverschillig als wel wordt gemeend. Een meisje uit het dorp, kunstenares in spe, maakte drie vervangingsbeel­den voor de kapel. De losgeraakte bakste­nen werden weer vastgezet en, O Wonder, het dak werd met behulp van de gemeente Heers en de morele steun van burgemees­ter Arnold DEWELF hersteld. Opnieuw witgeschilderd werd ons prachtju­weeltje op Pinksterzondag, 14 mei 1989, weer onder grote toeloop van de Veulenaars in gebruik genomen. De nieuwe "Heilige van de Kouden Steen", de H.Rita en de H.Antonius werden ter plaatse ingewijd. Het was lang geleden dat nog geurige wierook door het kapelplafond naar de hemel opkringel­de en dat de beukenkruinen zachtjes meedeinden en suisden met de biddende en zingende stemmen van ons volk. Sindsdien is er geen Pinkster­morgen meer geweest - tenzij het pijpenstelen regende - dat Veulen nog van zijn "Witte" kapel afwezig is gebleven.

Keren we echter nog eens terug naar ons krantenartikeltje uit het Belang van Limburg waarin dan ook nog gezegd wordt dat het kapelletje dateert uit 1762... Behalve dit artikel konden wij totnogtoe niets geschreven terugvinden over het ontstaan en de geschiedenis van onze "Witte" kapel. Wel vinden we aan de nok de jaarinscriptie 1765. Het Belang zit er dus drie jaartjes naast. Een Veulens vrouwtje dat dorpskaarten, foto's en sterf­prent­jes verzamelt en zich interesseert voor de dorpsge­schie­denis kon me wel vertellen dat de kapel iets met paardenpest te maken had en dat de kapel feitelijk hoort bij de grote vierkantshoeve(hoeve Swennen) boven op het oude dorps­plein. Kasteelheer François de Donnea zou waarschijnlijk nog wel wat meer over de zaak weten. Bij toeval hebben we onze kasteelheer vlak daarna ontmoet en onmiddellijk de brandende vraag gesteld :"Van waar komt de "Witte" kapel"?". Volgens onze kasteelheer werd Veulen vroeger nogal getroffen door de paardenpest en achter de witte kapel is er een berm waar toen de door deze besmetting gestorven paarden werden begraven. In die autoloze, fietsloze vroege tijden was een paard het kapitaal van de landbouwer. Het verlies van een paard of meer paarden bracht zijn bezitter tot de rand van het failliet. Dan kon alleen Onze Lieve Heer nog bijstaan en in 1765 werd op het heuveltje tussen twee jonge beuken door het dorp Veulen een mooi kapelletje gebouwd. Als patroonheilige werd hierin St.-Rochus gehuisvest, de welbekende patroonheilige tegen pest, zweren en builen. De H.Rochus schijnt daar wel goed te hebben geholpen... zo goed zelfs dat men er, in latere tijden toen men hem niet meer zo nodig had, de H. Rochus vergat en nu de "Heilige van de Kouden Steen" zijn plaats heeft ingenomen. Door wie en wanneer dit gebeurde hopen we nog wel ergens te kunnen uitvissen. Kreeg men vroeger wellicht meer zweren en wordt er misschien nu meer in het bed geplast ? Open vraag !

Het is in ieder geval een feit dat onze Veulense kerk later twee beelden van de H.Rochus tegelijkertijd bezat. Dat zal alleszins niet één voor in de week en één voor 's zondags geweest zijn. Wij kunnen allicht vermoeden dat de St-Rochus van de witte kapel om een of andere reden, misschien bij de patroonsverwisse­ling, naar de kerk werd gebracht. Later (1953) is een der twee beelden aan een zekere Jean NEYS uit Luik verkocht om er zijn private kasteelkapel mee op te smukken. Sindsdien staat onze tweede St.Rochus, die volgens beeldenken­ners niet de oorspron­kelijke is, alleen zijn best te doen in onze kerk om de Veulenaren bij te staan tegen zweren en pest.

De kapel zelf was gebouwd door de Veulenaars op grond van het dorp Veulen en stond onder de machtige beschermer van de burgemeester. Deze man, een zekere notaris Claes, woonde in de prachtige vierkantshoeve die het dorp beheerst... dus hoorde de kapel ook later bij overdracht van deze hoeve onder de hoede van de hoeve-eigenaar. Aldus weten de hedendaagse mensen van Veulen nog heel goed dat toen Jozef Swennen de hoeve in bezit nam - hij werd trouwens ook later burgemeester van Veulen - de kapel ook wel eens de kapel van Swennen werd geheten. Wat er ook van weze de "Witte" kapel staat er nog steeds even prach­tig tussen haar beuken en dat, volgens het kadaster, op dorpsgrond van Veulen die in 1970 dus ook overging in eigendom van de gemeente Heers.

17.09.1998

J.NOSSIN.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten