vrijdag 4 november 2011

Waar is de “kloostersteen van Veulen” naartoe? door Jean Nossin

Veulen is een prachtig Haspengouws kerkdorpje. Sinds 1970 werd het door fusie ingelijfd bij de gemeente Heers. Ondanks dat Veulen rijk is aan geschiedenis en mooie monumenten bezit, is er geen plaatselijke noch gemeentelijk-overkoepelende heemkun­dige kring die zich inzet om deze geschiedenis te doorgronden en de monumen­ten in het beschermende openbare daglicht te brengen.

Wanneer elders, zoals onlangs in Bree, een oude waterput wordt ontdekt dan haalt dit feit de pers en geeft zelfs T.V.-Limburg daar beelden over. In Veulen echter werd bij wegenwerken op het oude dorpsplein in 1994 ook een zeer oude gemetselde dorpsput van onder de zware kleilagen gehaald...Tien meters diep tot aan het wateroppervlak en nog vier meters dieper tot op de bo­dem. Ondanks dat deze put bijna zeker in zijn bodem­slijk nog wel wat voorwerpen verborgen houdt heeft men de bodem niet laten onderzoeken. Gelukkig heeft de gemeente geoordeeld dat deze herontdekte waterput niet meer mocht verdwijnen. Hij werd met een bovengrondse bakstenen opbouw, afgedekt met dikke glasplaat, voor de toekomst in bewaring genomen. Moge­lijk laat men later nog ooit het bodemslib onderzoeken. Ook hier was er geen heemkundige kring die de ontdekking tot in de pers bracht...

In 1991, bij gelegenheid van de monumentendag op 15 september, werd ook Veulen in het daglicht gesteld onder impuls van de toenmalige burgemeester van Heers, de heer Arnold DEWELF.

De prachtige dorpskerk met het overbekende beschilderd pane­lenplafond en het dorpskasteel werden voor bezoek opengesteld.

Bij die gelegenheid, eveneens onder impuls van burgemeester DEWELF, werd een prachtig boekje "Veulen, Haspengouws kas­teeldorp" uitgegeven. De enkele maanden die voor samenstelling beschikbaar waren lieten niet de kans om zeer uitgebreid te zijn. Toch brachten de vier samenwerkende auteurs, onder toezicht van burgemeester DEWELF, een hele boel merkwaardighe­den bijeen, zowel historisch als cultu­reel, waarvan intens door de bewo­ners van Veulen, de bezoekers en vooral de uitge­weken Veulenaars werd genoten.

De grote verdienste van dit, door tijdgebrek beperkte, boekje is dat het voor de toekomst toch enkele dingen in herinnering houdt. Ondermeer de typische toponymen, of plaatsnamen, zo zwaar bedreigd door de steeds maar vorderende en terreinver­anderende ver­kavelingen, werden voor de toekomst in dit boekje aangeduid met hun eigenaardigheden. De wandelaar kan aldus nog worden herinnerd aan de mogelijke oorsprong der benaming van zijn wandel­plaatsen. De aansporing voor hem om na te gaan of de bij die plaats behorende eigenaardigheid nog te onderschei­den valt ligt voor de hand.

Een der mede-auteurs ging op speurtocht naar paddenstoelen in de weiden achter de plaatsnaam "Seur". Deze plaatsnaam wordt in verband gebracht met een legende rond een zogezegd zuster­klooster(soe­ur) dat daar ooit zou hebben gestaan en waarvan sinds mensen­heugenis slechts een zeer grote steen in de beemden zou zijn achtergebleven. Een bezoek aan die steen lag dan ook voor de hand. Na onder enkele omheiningen te zijn gekropen bereikte hij de ligplaats. De omgeving, vroeger een verwilderde beemd, moet daar wel zeer recent gewijzigd zijn. Op het uiteinde van het terrein werd een vijver uitgegraven en de rest van het terrein is nu volgeplant met kleine sparre­tjes. Vermoe­delijk lag de oeroude steen deze aanplanting iets in de weg... want hij is verdwenen ! Nochtans was deze steen echt geen lichtgewicht en er was meer dan mensenkracht voor nodig om hem daar weg te krijgen. De verdwenen steenblok, een grote rechthoek, was ongeveer anderhalve tot twee meter lang, een tachtigtal centimeters breed en een halve meter dik. Het nogal ruwe oppervlak vertoonde verschillende conische putjes van enkele centimeter diep. Deze putjes deden vermoeden dat de steen, veeleer dan tot een oude kloostermuur te hebben be­hoord, daar door onze verre voorouders werd gebruikt om hun stenen bijlen, messen en pijlpunten aan te slijpen. Vroeger stond de steen ook meer in de belangstelling van de inwoners die door hun werk nauwer bij de natuur waren betrokken. Aldus ging ook het verhaaltje dat iemand ooit de steen had willen omkeren om te kijken wat eronder zat en dat op die kant gebij­teld stond "Ik ben blij, nu lig ik op mijn andere zij !"

De in 1960 bestaande scoutsgroep waarvan deze paddenstoelpluk­ker de groepsleider was,wilde dit verhaaltje even natrekken en groef naast de steen enkele sleuven. Met een dik touw onder­door werd met een twintigtal scouts gesleurd en enkele palen als hefboom hielpen de steen keren. De inscriptie was natuur­lijk nergens te vinden en de steen was aan de onderkant even ruw en met slijpputjes bezaaid als aan de bovenkant… dus werd hij maar terug gelegd.

Tot verbazing van deze toevallige bezoe­ker is spijtig genoeg de steen verdwenen. Over honderd jaar zal niemand meer over hem tot een verha­altje, legende of toponymische benaming kunnen geïnspi­reerd worden.

Al was het maar een grote eenzame steen, toch behoorde hij door zijn eigenaardigheid en eenzame ligplaats tot het Veulens patrimonium. Zijn verwijdering, mis­schien zelfs vernieti­ging,bracht slechts, naast het weghouden van nieuws­gierige hagenkruipers en wandelaars, het twijfelachtige nut van plaats­ruiming voor het planten van twee sparre­tjes. Dat kan in geen enkele mate opwegen tegen de onherroe­pelijke verarming van het dorpspatri­monium met mogelijk zelfs verlies aan waarde­vol archeo­logisch materiaal.

Om voor de toekomst dergelijk verlies tegen te gaan en de Veulenaren en vooral dan de betrokken eigenaars of pachters bewust te maken van hun eigen rijk patrimonium zou het opstar­ten in de gemeente Heers van een degelijke heemkundige kring, die de gefusioneerde deelgemeenten overspant, een zeer nuttig initia­tief zijn. Aldus zou het rijke patrimonium beter kunnen worden geïnventariseerd, beschreven, onderzocht en bewaard. Dit idee werd reeds door de vorige burge­mees­ter DEWELF geopperd maar geraakte ondertussen zeker weer in de ver­geethoek van andere beslommeringen.

De bewustwording van het eigen patrimonium - en de liefde ervoor - is des te noodzakelijker door de bedreiging van langza­me teloor­gang van nog andere waardevolle dingen die wij voor het nageslacht overgedragen kregen van onze voorouders. Denken we maar aan het zeer mooie Veulen­se kerkje, waar een zeldzaam kerkorgel te verkommeren staat. Ditzelfde waardevolle kerkje - het mooiste van Zuid-Limburg - wacht al jaren de dringende herstelling af van door vocht gerotte bepleistering­ en afbrok­kelende muurschilde­ringen. Hiervoor bestaat noch­tans al enkele jaren een degelijk maar sluimerend restauratie­dossier. Als el­ders in het land voor minder belang­rijke en soms nutteloze dingen miljoenen worden geïnvesteerd, bijna verdwenen ruïnes worden heropgebouwd, moet het toch ook moge­lijk zijn om wat geld te kunnen lospeuteren om zulk belangrijk kunstpa­trimonium te bewaren. Waarom dus veel drukte om een verloren "klooster­steen" ... of toch ?!

Herfst 1996

J.NOSSIN.

p.s. Ondertussen bestaat die heemkundige kring wel in Heers! (Jessy Maesen)

1 opmerking: