maandag 17 juni 2013

Herinnering aan mijn “achterste ogen”

Ik ga het niet uitvoerig hebben over deze dag: afwisselend regen, hevig gedonder en zon. En tussen twee regenbuien heb ik eindelijk “onkruid” manueel verwijderd op het terras en het binnenplein (dat gaat veel gemakkelijker als de ondergrond nat is  maar toch heb ik er stijve armen aan overgehouden). Roger van zijn kant is heel actief geweest: hij heeft gesnoeid, dakgoten schoongemaakt en is nog lang bezig geweest in zijn atelier.

Maar ik wilde het dus hebben over een herinnering.

Binnenkort krijgen we Elena en Matthias eindelijk te logeren! Glimlach 

Ik zei tegen Roger dat ik dan op zijn hulp rekende, want ik durf die kindjes geen seconde alleen te laten… En toch zal ik die dagen ook moeten koken enzovoort. ‘Hoewel ik dat allemaal deed, zonder hulp, toen onze eigen kinderen klein waren,’ zei ik tegen Roger, ‘weet ik echt niet waarom ik dat nu niet durf.’

‘Zij zijn niet jouw eigen kinderen, daarom’, antwoordde hij. En ik: ‘Zeg, ik had het al even erg gevonden als door mijn onoplettendheid er iets was gebeurd met onze eigen kinderen destijds!’

En toen herinnerde ik het me. Tot vlak voor de plechtige communie van onze dochter was de open keuken, die deel uitmaakte van onze enorme living in Antwerpen, helemaal nog niet af. Roger had er heel eenvoudige voorlopige kasten, onder een voorlopig aanrecht, voor gebouwd. Op dat aanrecht, tegen de muur, stond een spiegel. Daarin kon ik de kindjes gadeslaan terwijl ze in rest van de living (achter mijn rug dus) aan het spelen waren (in de immense speelkamer achter de living liet ik ze niet toe als ik met zulke werkjes bezig was).

Het gebeurde heel vaak dat ik iets moest roepen als: ‘Hendrik, hou eens op! Meisje, laat Zeger eens met rust! Opgepast, meisje, doe dat niet! Nee, daar niet aankomen, Zeger’.

Op een zeker ogenblik vroeg kleuter Hendrik me hoe ik alles kon zien wat zij deden terwijl ik toch met mijn rug naar hen toegekeerd stond.

‘Je weet toch dat alle mama’s ogen aan de achterkant van hun hoofd hebben?’ antwoordde ik. 

Nee, dat wist hij niet en hij vond het eigenaardig dat hem dat nooit was opgevallen. Er volgde een beraadslaging onder de “kindjes” die me uiteindelijk vroegen of ze die achterste ogen van mij eens konden bekijken.

Oei! Glimlach 

Ik vertelde dat die onzichtbaar waren omdat mijn haar erover hing (toen had ik nog voldoende haar om zoiets te kunnen beweren) en dat die ogen trouwens aan rust toe waren, en dus volledig onzichtbaar, op de momenten dat ik ze niet nodig had.

Een hele poos hebben onze “kindjes” in die bijzondere ogen van mij geloofd…

Maar er kwam een dag – ik weet niet meer hoe lang daarna – dat iemand van de drie – ik weet ook niet meer wie - ineens doorhad dat ik alles observeerde via die spiegel! Glimlach

2 opmerkingen: