donderdag 26 juni 2014

Ongelooflijke toestanden op een spoedafdeling

Dinsdag 24 juni 2014 (in feite al woensdag 25 juni).

Deze ochtend heel vroeg kwam een verpleegster bloed afnemen bij Roger. We moesten daarna wachten tot na 15 uur voor we naar de dokter mochten bellen voor het resultaat. Dat maakt dat het tegelijk een luie en zenuwachtige dag werd. We maakten een korte wandeling naar de vijvers, maar nog voor we daar waren, was Roger buiten adem. Ik wist genoeg! En dat werd beaamd toen we belden: alles wees weer op een longembolie. De dokter zou een ambulance sturen naar de camping en Roger zou naar de spoedafdeling van de Centre Hospitalier Jacques Coeur in Bourges worden gebracht.

Het werd echter zo lang wachten op die ziekenwagen dat ik toch nog maar eens belde: bij een longembolie moet je immers zo snel mogelijk ingrijpen! Dat die ambulance wegbleef, was normaal, antwoordde men mij: men wist immers niet van waar die moest komen.

Om 17 uur werd Roger eindelijk opgehaald (en ik mocht mee, al wist ik niet hoe ik weer op de camping zou geraken vermits de laatste bus van Bourges naar Aubigny om 17:45 uur vertrekt). Om 18 uur reden we de spoedafdeling binnen waar ons meteen de chaos opviel. Zoveel volk, zoveel brancards, in de kamertjes én in de gangen, zoveel begeleidende mensen, een wirwar van verpleegkundigen.

Het eerste onderzoek beperkte zich tot enkele vragen. Daarna werd het wachten en wachten. Om 21 uur begon mijn maag serieus te grommen. Men verwees mij naar een automaat waarin vooral zoetigheden werden aangeboden. Ik vond er wel één grote sandwich van dat smakeloos, plasticachtig wit brood, en besloot dat te kopen voor ons beiden. Helaas, er ging iets mis: mijn geld was ik kwijt, maar het broodje kwam niet te voorschijn. Roger vond het niet zo erg (had niet echt honger, waarschijnlijk omwille van de terechte zenuwen) maar ikzelf begon al scheel te zien.

Om 21:45 uur waren we nog steeds aan het wachten. Roger stelde voor dat ik een taxi zou bellen en vragen om mij naar een niet te duur hotel in de buurt te brengen. Ik aarzelde nog even maar bedacht toen dat het er naar uitzag dat er vandaag toch niets meer zou gebeuren en vroeg aan de receptie het nummer van een taximaatschappij (adressen van hotels had ze niet). Mijn telefoongesprek met de taximan was op zich al heel speciaal! Ik vroeg: ‘Kunt u me brengen naar een niet te duur hotel in de buurt van het hospitaal?’ waarop hij antwoordde: ‘Op dit uur zijn alle hotels al volzet, vrees ik. Zoek maar eerst zelf uit waar u wilt logeren en bel dan terug.’

Ik denk dat ik een beetje boos moet hebben geklonken toen ik zei: ‘Hoe kan ik dat uitzoeken? Ik sta hier aan de ingang van de dienst spoedgevallen en ken Bourges helemaal niet!’ (het is niet omdat je eens een stad hebt bezocht dat je die kent). De man werd iets vriendelijker: ‘Bon, ik zal er eentje zoeken en ik bel u terug’.

Terwijl ik wachtte, ging ik maar terug naar Roger. Die nog steeds wachtte op een onderzoek.  Ik had heel die tijd moeten rechtstaan ( veel te weinig stoelen voor begeleiders) en was blij dat ik eindelijk ergens een vrij gemakkelijke fauteuil leeg zag staan die ik maar tot bij het bed van Roger sleepte (iedereen leek toch maar te doen wat hij wilde, dus waarom ik niet?).

Om 22:45 uur nog steeds geen antwoord van de taximan, maar kwam er wel een verpleger vragen aan Roger hoe hij zich voelde (! Roger voelde zich goed, rustig zoals hij daar lag, alleen had hij een beetje angst). Terwijl Roger en de verpleegkundige over die dingen bezig waren (en over het feit dat wij geen Duitsers waren zoals hij dacht), vroeg de man ineens of hij mijn fauteuil mocht hebben. Ik besefte toen dat ik een rolstoel had bemachtigd en uiteraard vond ik dat dus goed. Ik zag hem echter die stoel aan een andere begeleidster geven die volgens mij even oud was als ik. Ik kreeg in ruil een krukje. ‘Hij zal me zeker jonger schatten dan haar,’ lachte ik met Roger terwijl mijn hoofd bijna barstte van de honger. Die man had dat blijkbaar opgemerkt, want nu moest ik vertellen hoe ik me voelde. ‘Hongerig’ als antwoord was voldoende om hem een kleine maaltijd te voorschijn te doen toveren: een broodje, kaas, yoghurt en een paar abrikozen. Inderdaad meer dan voldoende voor mij.

23 uur: eindelijk krijgt Roger een dokter te zien. Die inderdaad denkt aan een embolie. Er wordt dus een foto gemaakt van de longen, en weer eens bloed afgenomen. Ik heb pas iets gegeten en voel me dus niet meer zo zwakjes, heb het lef te vragen waarom er weer bloed moet afgenomen worden. De uitleg bevredigt me (nu gaan ze meer “markeerders” nakijken).

Ondertussen wacht ik op Roger (en “mijn” krukje is al lang door iemand anders, die het rechtstaan beu is, ingenomen terwijl ik even rondwandelde in en rond het hospitaal).

0:25 uur: Roger komt terug en zijn bed wordt naar die overvolle gangen gebracht. Ik volg met zijn tassen (zijn kleren, tablet, mobieltje enzovoort) die we deze ochtend snel uit de auto hebben gegraaid, en met mijn rugzak en ons laptopje, mijn mobieltje plus de nodige laders. Ik sta nog altijd recht naast het bed van Roger (en – gelukkig! – had ik ook mijn wandelstokken bij: die zijn niet alleen goed om te stappen, ook om heel lang recht te staan, dienen ze prima als steun!)

Maar…Ineens krijg ik zomaar een stoel van een van de verplegers aangeboden. Daar geniet ik even heel fel van, tot die, omdat ik even buiten ging roken, weggenomen werd door “iemand”. Weer ontfermde zich een verpleger over mij (nee, ik had echt niet geklaagd, ik had zelfs opgemerkt dat de meeste andere begeleiders van vermoeidheid van de ene voet op de andere zaten te dansen) een krukje aangeboden.

Ondertussen nog een verpleger die nog eens vraagt hoe Roger zich voelt en waar ik  zal slapen. Ik vertel de episode over de taximan, en, ik geef het toe, bijna  huilend, zeg ik: ‘Ik blijf dus de hele nacht buiten, of ik blijf bij Roger’.

‘L’hôpital  est le meilleur hôtel',’antwoordde hij, ‘même s’il n’est pas toujours confortable’. Iets dergelijks hadden de ambulanciers ook tegen mij gezegd toen bleek dat ik niet wist waar ik de nacht zou doorbrengen.

0:45 uur: ik krijg weer een kruk cadeau van een verpleger. Roger is in slaap gevallen. Ik zie en ruik armoede rond mij. Stank (pies, kak, zweet – en ik vrees dat ik ook die laatste geur verspreid:  het is immers vrij warm) en begeleiders die, zoals ik, niet echt weten waar naartoe. 

Als ik Roger echt heel vredig hoor ademhalen terwijl hij in slaap is gevallen, leg ik mijn hoofd neer op mijn rugzak die me altijd begeleidt en die ik aan de voet van Roger zijn bed heb gelegd. En warempel, ik val in slaap in die houding.

Ik begin net te dromen als ik wakker word gemaakt: mijn kruk staat in de weg van die vele brancards en bedden die af en uit worden gereden door de vrij smalle gangen!

En dan was ik zo kwaad dat ik even mijn zenuwen ging kalmeren met een sigaret buiten.

Tijdens mijn wandeling terug naar Roger ontdek ik 3 lege wachtkamers in de onmiddellijke buurt van de afdeling “Urgences”. Waarom worden bedden van patiënten die toch niet van te nabij worden gevolgd niet daar naartoe gebracht? Daar is immers plek genoeg en het ligt een halve gang verwijderd van “les urgences”.

Om 3:45 uur hoort Roger (die sliep en daarvoor wordt wakker gemaakt) van een verpleger dat hij het heel rustig aan moet doen. De analyses zijn eindelijk verwerkt en zeggen niet meer dan wat we vermoedden.

Ik krijg van een verpleger of een dokter (ze zijn niet te onderscheiden) een rolstoel in plaats van die kruk.

Roger valt weer in slaap (hij maakte zich zorgen om mij, de lieverd!). Ik val ook in slaap. Tot om 5 uur de schoonmaakploeg eraan komt, met veel lawaai. Roger en de meeste patiënten worden daar echter niet wakker van.

Ik wel en ik kan dus observeren hoe ze schoonmaken. Ik ben zelf geen goede huishoudster maar wat ik zie slaat alles. Ze laveren met hun borstels tussen de bedden en brancards, het meeste vuil blijft liggen (plastic, stukjes watten, stof).

Ik had tijdens mijn wandelingen rond de spoedafdeling ergens een minibadkamertje ontdekt en ga me daar even opfrissen (mijn zakdoek doet dienst als handdoek) en mijn tanden poetsen (dat gerief had ik bij). En als ik terugkom, is Roger wakker…

Nog steeds komen er constant spoedgevallen binnen en de gangen staan volgepropt met bedden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten